Op 20 februari jl. was het precies 25 jaar geleden dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken het Limburgs officieel erkende als streektaal/ regionale taal. Die erkenning is gebaseerd op de voorwaarden zoals die geformuleerd zijn door de Raad van Europa in het Handvest voor streektalen en talen van minderheden (Strasburg; 1993). De Raad beschouwt de erkende streektalen (zoals het Limburgs) als onvervreemdbaar Europees cultureel erfgoed.

Door Frans Walraven

Die erkenning is niet direct soepel verlopen. Nog teveel werd in de jaren ’90 van de vorige eeuw dialect gezien als “gezèllig”, “van vruiger”, “ónger ós”, een vals romantische opvatting! Helaas moeten we constateren dat er ook nu nog – na 25 jaar! – te veel Limburgers deze mening delen. Sterker nog: er zijn nog genoeg mensen die van mening zijn dat “dialect” geen taal is!!

De erkenning daarentegen gaat ervan uit dat het huidige dialect een modern en volwaardig taalsysteem is: een “gewone” taal dus. Dat is dan ook de nieuwe visie die Veldeke Limburg vanaf de jaren ’90 gepropageerd heeft. Op grond hiervan heeft zij toen het initiatief genomen om het Limburgs officieel erkend te krijgen als streektaal. Uiteindelijk is dat gelukt met de brede steun van taalgeleerden, de Provincie, alle politieke partijen in de Provinciale Staten. Die erkenning leidt tot een grote euforie in alle lagen van de bevolking:  in een breed scala wordt er met waardering gesproken over deze erkenning. Zeer positief waren een jaar later ook de reacties toen het Limburgs op Europees niveau erkend werd als streektaal/regionale taal.

En nu, 25 jaar later? Wellicht staat er nog het een en ander te gebeuren dit jaar, maar tot nu toe is het opvallend stil in de Limburgse politieke en dialectwereld! Alleen L1 besteedde er in het programma Avondgasten aandacht aan. Maar hier verviel men weer in de bekende oubollige sfeer rond het begrip dialect. In feite had de uitzending nauwelijks enige relatie met het wezen van de erkenning. Alleen het interview met de twee deskundigen, de heren J. Leerssen en R. van Hout, stak met kop en schouder boven de rest van het programma uit. Zij gaven duidelijke en verhelderende informatie over en passend commentaar op de erkenning. De rest van het programma was ondermaats en zeker niet in het belang van het Limburgs. Blijkbaar ontgaat het velen dat die erkenning een emancipatie inhoudt van een wezenlijk aspect van de volkscultuur.

Het is en blijft zeker geen gemakkelijke opgave om onze streektaal/ regionale taal volgens de moderne taalvisies in stand te houden en te bevorderen. Dat vraagt toch een gedegen kennis van zaken en een daaruit voortvloeiende visie. En bovendien blijft het ook nog steeds weer vechten tegen vooroordelen, nostalgie en chauvinisme. Wellicht een onderwerp om nog eens uitgebreider op terug te komen.