De in 1998 op 100-jarige leeftijd in Heerlen overleden Eugène Quanjel werkte als bouwkundige bij Staatsmijn Maurits, waar hij in 1962 met pensioen ging. Als creatieve en buitengewoon getalenteerde kunstenaar heeft hij zijn stempel gedrukt op kunstwerken in onder andere Geleen, Heerlen, Sittard, Hoensbroek, Stein en menig dorp in vooral de twee Zuid-Limburgse mijnstreken. In veel plaatsen herinneren monumenten aan zijn kunstenaarsleven. Na zijn dood houdt Quanjel de gemoederen bezig. Zo werd kortgeleden zijn zwaar beschadigd beeldje van “Vrouwe Fortuna” uit het afgebroken Maurits/Fortuna ’54-stadion teruggevonden. Na een grondige restauratie door beeldhouwer Armand Mathijs pronkt het tientallen jaren oude kunstwerk tegenwoordig in het stadion van de huidige voetbalclub Fortuna.

Naast de schilderijen is Eugène Quanjel bekend geworden door zijn ramen en het procedé dat hij daarin toepaste, schrijft Jan Schurgers in het boek “57 jaar Limburgse beeldend kunstenaars”, dat in 2007 verscheen bij Galerie Marx en Marx in Valkenburg. “Hij gebruikte antiekglas en zette dat vast in spiegelglas. Daarin ontstonden luchtbellen die een speciaal effect opleverden. Zeker wanneer het licht daar doorheen speelde en verrassende vormen zichtbaar werden, elke keer weer anders. Hij vatte het glas samen in staal en beton en kon zo tot grote ramen komen. Bekend zijn de ramen in de kerk van Mariarade, van de Kluis in Geleen, de kerken van Ophoven en Noordwijk.” Met het uitvoeren van dit procedé bewees Quanjel dat hij openstond voor de moderne tijd en ruimte voor vernieuwingen. In zijn rol als glazenier heeft de veelzijdige Quanjel dan ook prestaties van formaat geleverd. Door hem ontworpen ramen bepalen in niet geringe mate de sfeer en monumentaliteit van de kerken.

In november 2008 verscheen bij Stichting Museum Expositie Geleen (MEG) het door Harry Strijkers geschreven en rijk geïllustreerde boek “Schilder, glaskunstenaar, beeldhouwer en ontwerper” met een overzicht van het werk van Quanjel. Ook Ruud Lammerink en Wiel Gielkens leverden bijdragen aan deze uitgave. In dat jaar zijn tentoonstellingen gehouden in de loonhal van de vroegere Staatsmijn Maurits en het gemeentehuis van Heerlen. Voor het schrijven van het boek heeft Strijkers zich intensief in het leven van Quanjel verdiept. “In de maanden dat ik aan de inhoud werkte was de persoon in kwestie voortdurend in mijn gedachten aanwezig. Hij liet mij niet meer los. Natuurlijk wist ik dat Quanjel een buitengewone man is geweest over wie je niet een, twee, drie uitgeschreven raakt. Ik begreep direct dat de wens van Stichting MEG mij een berg werk zou bezorgen. Toch zou het geschreven portret van deze man nog intensiever worden dan ik had ingeschat. Maar ik had het uitpluiswerk er graag voor over. Zoveel talent, kennis, vakmanschap en bezieling in één persoon.” 

De schilderstijl van Quanjel kan het beste worden omschreven als impressionistisch. Hij hield zich daarbij voornamelijk bezig met landschappen, stadsgezichten en bloemen. Met aandacht voor licht, kleur, beweging en een schetsachtige werkwijze in de openlucht. Geen weergave van de onderwerpen zoals ze werkelijk zijn. Wie weet waren Monet, Renoir en Cézanne zijn voorbeelden. Tal van monumenten in Limburg, waaronder een beeldengroep in Stein en het beeld de Oranjeboom in Geleen zijn door hem ontworpen. Het ontwerp van het openluchttheater in het Steinerbos is ook van de hand van Quanjel. 

Harry Strijkers: “Tot zijn bekendste werken wordt de spraakmakende Oranjeboom in Geleen gerekend. In 1938 sierde de artistiek gesmede boom een optocht ter gelegenheid van een bezoek van koningin Wilhelmina aan de “Waereldsjtad in wording Gelaen”. Het aparte kunstwerk kreeg een vaste plek in het centrum op de hoek Markt en Bernhardstraat. Na de inval van Nazi’s probeerden laffe NSB-ers in juli 1940 de smeedijzeren boom met een zuurstofbrander af te branden. Verontwaardigde inwoners grepen in en voorkwamen het ergste. De Oranjeboom bleef intact, weliswaar beschadigd. De vernielers werden gearresteerd en de boom werd hersteld. In 1943 is de boom op last van de gemeente en waarschijnlijk onder druk van de NSB alsnog verwijderd om na de oorlog te worden herplaatst.” In de jaren zestig werd het plantsoentje met de Oranjeboom opgeruimd. In de aanloop naar de viering van 50 jaar bevrijding Geleen gingen er stemmen op om de Oranjeboom terug te plaatsen. Verenigingen ontfermden zich over het project met als gangmaker Stichting Museum en Expositie Geleen. Strijkers: “Aan de hand van het ontwerp van Quanjel werd het kunstwerk opnieuw vervaardigd. Op Bevrijdingsdag 5 mei 1994 werd de Oranjeboom in het bijzijn van de hoogbejaarde kunstenaar en zijn echtgenote door burgemeester Lurvink en een kleindochter van Quanjel van de laatste Oranjebollen voorzien.”

Een “compleet” artikel van plusminus 900 woorden schrijven over een veelzijdige persoonlijkheid als Quanjel kan onmogelijk compleet genoeg zijn. Zo veelzijdig, origineel, vakkundig en actief als deze man is geweest grenst aan het ongelooflijke. MijnGazet laat het daarom niet bij de publicatie van vandaag; over enige tijd verschijnt in het blad een tweede deel over Eugène Quanjel. Daarin komt zijn talent als decorontwerper en bedenker van grootschalige projecten in de Westelijke Mijnstreek centraal te staan. Ook op dat terrein heeft hij prestaties van formaat geleverd.

Tekst Koos Snijders

De foto van dit glas-in-loodraam in het voormalig Groene Kruisgebouw aan de Kleine Steeg in Sittard heeft Harry Strijkers in 2008 genomen.