Zijn heupen haperen regelmatig en zijn knieën lijken af en toe wel een stel roestige scharnieren. En vorige week is hij nog door zijn rug gegaan. Maar Frans Wilms heeft er nog geen moment aan gedacht om zijn 16 meter lang kraam met de twee ruime paskamers van de hand te doen en niet meer naar de markten van Sittard, Geleen, Maastricht, Roermond en Stein te reizen om daar samen met zijn vrouw dameskleding te verkopen.  Een paar markten per week minder, ja, dat kan nog net, maar helemaal niks, nee, dat is geen leven voor de Gelener met het bolronde gezicht, waarin twee heldere blauwe ogen geamuseerd je aankijken en meteen inschatten wat ze voor zich zien. 

Broekenkoning

Bijna 65 is hij, en van die 65 jaren heeft hij er ruim 50 doorgebracht op de markten van Limburg. ,,Eigenlijk nog langer. Vóór mijn geboorte was ik al op de markt.  In de buik van mijn moeder reisde ik al naar de markten in de regio”, zegt hij met een glimlach. ,,Mijn moeder stond samen met mijn vader in een kraam, waar ze herenkleding verkochten. Mijn vader werd de ‘Broekenkoning genoemd. Hij maakte zelf kinderbroekjes van de onderste stukken pijp van herenbroeken. Dat was in de jaren na de oorlog, toen er nog textiel schaarste was”, zegt hij in zijn woonkamer in Geleen, terwijl zijn knoestige, stevige handen worstelen met de haperende afstandsbediening van de tv, die af en toe ineens aanslaat.

Zijn familie is al drie generaties verknoopt met het marktkleven. ,,Mijn oma stond op de markt met ‘fournituren’- knopen en garen-, en mijn opa verkocht Zwitsers kant.” Als 11 jarige stond Frans Wilms al mee te helpen in het kraam van zijn vader. Elke zaterdag, noodgedwongen. ,,Ik moest meehelpen. Op 38 jarige leeftijd overleed mijn moeder toen ze onder een plotseling achteruitrijdende vrachtwagen terecht kwam. Omdat mijn vader me zaterdags niet alleen thuis kon laten zaterdags moest ik mee.” Als een last heeft hij dat nooit ervaren. Integendeel. Toen hij zijn opleiding tot metaalbewerker had afgerond, zoals zijn vader hem had opgedragen, stond hij meteen erna op de markt. ,,Geen mooier leven dan op de markt. Een winkel is niks voor mij. In een winkel ben je je vrijheid kwijt, je zit zeven uur per dag opgesloten in een winkelpand. Op de markt ben je vrijer, je gaat naar de mensen toe. Je doet je inkopen de week tevoren en hoeft dus niet net als al die winkeliers maanden tevoren je bestellingen op te geven, en daarna maar hopen dat de klanten je keuzes willen kopen.” Regen en wind, kou en vorst, ach daar maalt hij niet om. ,,Niet leuk, maar het hoort erbij. De vrijheid die je voelt en de contacten met de klanten, dáár draait het om.” En de verdiensten? ,,Ook belangrijk, ik heb altijd netjes mijn boterham kunnen verdienen en mijn kinderen een goede opleiding kunnen geven.” Voor die boterham moet nog altijd stevig gewerkt worden. Vroeg opstaan om de koopwaar in te laden, op de markt het grote kraam opbouwen en inrichten- ,,daar besteed ik altijd veel zorg aan, want een mooi kraam verkoopt beter”- en dan zodra de markt opengaat, de handel zien te verkopen en met de klanten praten en dollen. Wanneer de klanten weg zijn, moet het kraam leeggeruimd en opgebroken worden, en vaak- zeker toen Wilms nog stukken jonger was- naar een andere markt in Limburg rijden om daar ’s middags spullen te verkopen. ,,Drukke dagen waren dat wel ja,” zegt hij onderkoeld. 

Rover

Altijd samen met zijn vrouw is hij aan het werk. ,, Dankzij haar verkoopt hij zoveel. Vriendelijk en charmant is ze,  en ze laat zien hoe goed de kleding die ze kopen, een vrouw kan staan”, weet een klant van het echtpaar Wilms te vertellen.  ,,Alles doen we samen. Personeel hoef ik niet. Ik heb vaak gezien hoe hulpkrachten een greep in de kassa van de baas deden. Maar tja, als je je personeel hard laat werken en je betaalt je mensen niet goed, dan vraag je erom. Ik heb eens een kerel gezien, die met een Rover naar de markt kwam. Toen zijn baas dat zag, krabde hij eens achter zijn oren en ging wat scherper op zijn kassa letten. Het bleek dat die Rover gekocht was van het geld dat jarenlang uit de kassa was gehaald”, fluistert hij. ,,Een Rover is wel de juiste auto voor iemand, die hem betaald heeft met gejat geld”, zegt hij met een knipoog.

Action

Met weemoed vertelt hij over zijn beginjaren op de markt. ,,Vroeger ging iedereen, van rijk tot arm, naar de markt om koopjes te halen.  Nu is dat totaal anders. Internet, supermarkten en modeketens overschreeuwen elkaar met aanbiedingen. Bovendien vragen de gemeentes steeds meer geld van de marktkooplui, terwijl wij wel telkens veel publiek weten te trekken naar de stadscentra en de winkels daar. Zonder weekmarkt zouden veel winkels in Geleen het nog moeilijker hebben. En in Maastricht hebben ze markttijd niet voor niks extra langer gemaakt. Daar profiteren vooral de winkels en cafés rond de markt van. Niet de marktkooplui. Mensen doen geen vijf uur achtereen inkopen op de markt.” 

Toen hij als broekje bij zijn vader in het kraam stond keek hij met verbazing naar de vele standwerkers en kooplui, die uit ‘Holland’ naar Limburg kwamen. ,,Veel standwerkers zag je toen op de markt. Die wisten de mensen handig het geld uit de beurs te praten. Goed geld verdienden die met hun trucs. Maar dat geld waren ze snel weer kwijt, want ze bleven vaak in het zuiden hangen en trokken van markt naar markt, ’s Avonds ging hun geld op aan ‘wijntje en trijntje.  De standwerkers zijn nu allemaal weg, voor prullaria gaan de mensen nu naar de Action.” Hoewel hij die Hollandse praatjesmakers razend interessant vond, kon hun geldlust hem minder bekoren. ,,Uit Amsterdam kwamen stoffenhandelaren. Die deden net of per ongeluk hun stof nat was geworden. Maar dat deden ze met opzet, water maakt stof zwaarder en zware stof is duurder.  Alleen als de mensen daarna thuis kwamen en de stof droog was geworden dan merkten ze dat ze hele dunne stof hadden gekocht voor veel te veel geld.” Hij verdient graag goed maar bikkelhard is hij nimmer geweest, en zal hij nooit worden, zegt hij. ,,Er kwam eens een dame met een vol bonnenboekje bij me. Maar dat bonnenboekje was nog uit de tijd, dat we nog met guldens betaalden. Geen probleem, ik heb de guldens omgerekend naar euro’s en haar netjes uitbetaald.” Een vriendelijk woord, een dolletje maken of een grapje vertellen, dat maakt dat de zestiger nog altijd met plezier zijn kraam opbouwt. ,,Tegen een Pool zeg ik iets in het Pools, een kort woordje dat ik ken,  zoals ik dat ook zeg tegen een Rus een Italiaan of Rotterdammer. Dan heb je meteen contact, leuk.” Maar voorzichtig is hij met advies geven aan de dames die voor zijn galajurken komen. ,,Ik zeg nooit; die jurk staat u niet goed. Ik zeg altijd: ‘die andere jurk staat u beter”, zegt hij met een guitige blik in de ogen

Sjiek

Zijn lievelingsmarkten zijn die van zijn woon-en geboorteplaats Geleen en Stein.,,Dat zijn gezellige markten, waar de mensen vooral ook naartoe gaan voor de sociale contacten. In Stein heb je lange files van mensen die met elkaar staan te kletsen. In de loop der jaren raak je echt vertrouwd met je vaste marktbezoekers.”  De markten van Maastricht en Sittard zijn volgens de ervaren marktkoopman niet de makkelijkste. ,,Als de Vlamingen en Walen niet naar Maastricht zouden komen dan ging ik er niet heen. De Belgen maken het tot een gezellige markt, niet omdat ze veel kopen maar ze zorgen voor een mooie sfeer. Van de Maastrichtenaren zelf moet je het niet hebben. Die halen hun neus op voor de markt. Die is voor hen niet ‘sjiek en sjoen’ genoeg. Sittard is een apart geval. Ze zeggen veel waarde te hechten aan de weekmarkt maar ze gunnen ons amper de plek om goed ons werk te kunnen doen en ze vragen erg veel geld van ons. Het mooie van de markt van Sittard is dat het een lekkere korte markt is, om 1 uur ’s middags ben je klaar. Jammer is dat deze markt zijn imago van dé grote stoffenmarkt kwijt is. Visboeren en groenteboeren verkopen in Sittard het meest.” 

Het doet hem pijn dat de markten minder druk bezocht worden terwijl er wel veel meer wordt gevraagd van de marktkooplui. ,,Vroeger had je voldoende aan twee soorten spijkerboeken in je kraam. Nu niet, nu moet je er tien hebben. En de dames willen per se niet dat aanhebben wat de buurvrouw draagt.” Hoewel hij de keuzes van zijn kinderen respecteert vindt hij het toch jammer dat noch zijn zoon noch zijn dochter voor een carrière op de markt heeft gekozen. ,,Het marktleven is toch zo mooi, wel meer onzekerheden dan een vaste baan van 9 tot 5 maar het contact met de mensen aan je kraam en de vrijheid om zelf te bepalen wat je doet , dat alles maakt dat ik ook na mijn pensioen doorga. Ik kan niet zonder de markt.”

Door Ray Simoen

‘Ik kan niet zonder de markt.’ Foto LIWI Foto | Lindy Wintraecken