In de boekenserie ‘Geleen door de eeuwen heen’ van de sinds 1989 actieve Stichting Cultuur-Historische Uitgaven Geleen (SCHUG) verschijnt dit jaar omstreeks november een boek over het Mauritspark, dat een eeuw bestaat. Het wordt een dik boek, dat staat vast. Over het ontstaan, de beleving en vernietiging van een markant stukje Geleen, zoals de auteur Jack Renet aanduidt. Hij heeft geruime tijd aan de inhoud gewerkt die alsmaar uitvoeriger is geworden. Voortdurend doemden voor hem nieuwe wetenswaardigheden op net als verloren gewaande foto’s. Nu is de tekst eindelijk klaar en zijn ook alle foto’s geteld.
Renet behoort tot de groep laatste bewoners van de ooit populaire woonomgeving, die tegenwoordig een nogal verpauperde indruk achterlaat en voor een aanzienlijk deel van de aardbodem is weggevaagd. Maar hij en een handvol medebewoners voelen zich nog steeds gelukkig in hun park, waar in 1939 het befaamde Mijnwerkersmonument naar een ontwerp van de kunstenaar Eugène Quanjel is aangelegd. Doelstelling van het boek van Renet is om naast feitelijkheden de beleving van bewoners te documenteren, waarbij ook de naaste omgeving van het Mauritspark een belangrijke rol speelt. Daarom wordt de omgeving ook met enige diepgang beschreven,
Jack Renet: “In juli 2010 waren de bewoners van het park bij elkaar in de Hanenhof en kregen ze te horen dat hun woningen onteigend en gesloopt zouden worden. Het Mauritspark bleek een sta-in-de-weg voor een nieuwe railterminal die op het Chemelotterrein gepland stond. Het park zou tot een industriegebied worden omgevormd. Concrete plannen en bestemmingsplanwijzigingen waren er nog niet. Toch was alles al geregeld met Chemelot, gemeente Sittard-Geleen en de provincie Limburg. Inspraak van bewoners was onmogelijk. Dat het Rijk subsidie zou verlenen stond zo goed als vast. In de zomer van 2012 moest de railterminal in bedrijf gaan. Geen enkele bewoner mocht er dan nog wonen. Voor een enkeling was die aankondiging reden om een gat in de lucht te springen aangezien hij de zilvervloot al zag binnenvaren of sowieso al plannen had om binnenkort te verhuizen en tijdens de woningcrisis een koper had. Voor de overgrote meerderheid was het echter een donderslag bij heldere hemel. Een enquête die de dagen daarna gehouden werd wees uit dat men unaniem graag in het Mauritspark woonde, ook de personen die voorstander van verkopen waren. Dat het stukje Geleens paradijs tegen de vlakte moest vanwege uitbreiding van activiteiten op het Chemelotterrein was een gevoelige kwestie. Berichten in de media over de sloop leidden tot veel reacties van bewoners. Niemand die begreep dat het Mauritspark waar het zo prettig wonen was en dat historisch belangrijk was voor de stad werd opgeofferd. In juli 2011 keurde de gemeenteraad het plan voor de komst van de railterminal en de onteigening van de woningen van het Mauritspark goed.”
De focus van Jacq Renet was erop gericht hoe de mensen het wonen en leven in het Mauritspark beleefden. Juist het achterhalen van ‘wie, waar, wanneer’ woonde werd een doelstelling, net zoals uit te zoeken wat er in de oorlog gebeurde. Er werd veel gevonden, ontelbaar veel documenten. Het merendeel van alle vragen kon worden beantwoord. In het boek staan straks de namen van bijna duizend bewoners. Zelfs waar ze precies gewoond hebben.
“De geschiedenis van het Mauritspark speelt zich af in een vrij klein gebied van ongeveer twee hectare in een beperkte tijdsperiode van zo’n 100 jaar. Het belangrijkst waren de vele interviews met oud-bewoners: zij wisten telkens weer details te melden die in geen enkel document te vinden zijn. Hun vaak hartelijke medewerking aan het boek is voor mij belangrijk geweest. De korte anekdotes, verhalen en citaten trachten een beeld te schetsen van hoe de bewoners het Mauritspark beleefden. Aangezien ik zelf sinds 1956 deel uitmaak van de bewoners maken mijn belevenissen en interpretaties net zo goed deel uit van de historie en is een deel daarvan opgenomen in het boek.”
En nu, beste Jack Renet? Wat nu? Jouw laatste punt achter het laatste woord in de laatste zin op de laatste pagina is gezet. Waarom nog tien maanden wachten op het tekstueel kant-en-klare boek? De auteur lacht wijselijk en denkt een seconde of vijf na over het antwoord. “Dat ligt niet aan mij. Mijn uitgever SCHUG werkt samen met Heemkundevereniging Geleen aan deel 3 van de fotoboekenserie ‘Geleen zoals het vroeger was’. Dat moet ergens in het voorjaar klaar zijn. Ik heb begrepen dat het een tijdrovend project is. Pas na het fotoboek zijn de grafische werkzaamheden en het drukken van mijn boek over een markant stukje Geleen aan de beurt. Dat wordt zeker even tijdrovend. Welnu, prima zo. Ik heb voldoende geduld en ben allang blij met de waardering die de uitgever voor mijn werk heeft.”
Tekst en foto: Koos Snijders