Tekst Niek Bremen
Het wordt tijd dat ik na zoveel kunststukjes wat meer over mezelf vertel. Daarom zal ik in deze aflevering een geheim onthullen.
Ik ben namelijk al jaren bevriend met Willem Alexander, Lex voor mij.
We hebben elkaar ontmoet bij een postzegelruilbeurs in België.
Ik ruilde een misdruk van opa Benno in een Lockheed voor een collectie met Juliana.
‘Die heb ik nog niet,’ zei Lex.
‘Klopt,’ bevestigde ik, ‘ze hebben er maar eentje van gedrukt.’
Na afloop van de beurs bracht Max ons met de fiat 500 cabrio naar huis. Ze had het dak geopend, omdat de bierlucht niet te harden was. ‘Waar komen jullie in godsnaam vandaan?’ zei ze. ‘Ik heb jullie overal gezocht.’
(Uit privacyoverwegingen kan ik hier niet verder op ingaan)
Ja, en nu komt het.
Op woensdag 25 mei jongstleden belde hij me op. ‘Ik kom zondag naar Valkenburg om mijn landgenoten moed in te spreken. Als je niks te doen hebt, kunnen we na afloop nog een pilsje gaan drinken in café “Hallo Mestreeg”.
‘En wat doen we met Max?’ vroeg ik.
‘Ik heb haar gezegd dat we postzegels gaan ruilen.’
‘Dat is goed,’ zei ik.
Bij de lunchroom van Ferry heb ik hem opgehaald.
‘We kunnen ook de heli pakken,’ stelde hij voor. ‘Weet je dat ik een beetje misselijk ben van dat brood met spek en ei?’
‘Gaan we niet doen,’ zei ik. ‘Zie je het al voor je, dat gedoe met die kotszakjes. Bovendien valt het niet zo op als we met de auto gaan.’
‘Ja, beetje dom van mij. Heb je een snelle bak?’
‘Een golfje, maar wel opgevoerd.’
‘Niet verkeerd. Rijden we de Rijksveiligheidsdienst zoek. Dat wordt lachen man.’
Toen ik de auto had opgehaald, zag ik hem aarzelen. ‘Dit geloof je toch niet. Wat een gatenkaas. De bodem is zo rot als een mispel, wist je dat?’
‘Er zit alleen water in de remschijven,’ zei ik, en kwam onder de auto vandaan.
‘Hier stap ik niet in,’ besliste hij, maar toen in de verte een paar zwarte stippen naderden, veranderde hij plotseling van mening.
‘Wat zijn dat?’ riep ik.
‘Lakeien. Wegwezen. Die komen me halen om weer spek en ei te gaan eten.’
We stapten snel in en spraken onderweg nog wat over ditjes en datjes. Vaak zijn dat de leukste momenten. ‘Je bent dikker geworden,’ meende ik. ’Trouwens, het valt me nu pas op dat je grote voeten hebt.’
‘Alles wordt groter als je ouder wordt. Heb jij je oren al eens bekeken?’
Ik lachte gedempt. ‘Die zit. Hoe is het trouwens met de kids?’
‘Een drama. Max heeft voortdurend hoofdpijn.’
‘Je meent het!’
‘Zekers. Amalia wil in Amsterdam gaan studeren en Max vindt dat geen goed idee. Ik zeg altijd, laat dat kind toch los. Be heeft aangeboden om in het paleis op de Dam te gaan wonen, dan kan ze een oogje in het zeil houden. Nou we het toch over Max hebben,’ Lex vouwde een landkaart open, ‘weet jij waar hier het Kruitvat ligt?’
‘Hoezo?’
‘Ik las in de folder dat ze de paracetamol in de aanbieding hebben. Twee halen, één betalen. Lees maar.’
‘Dat is een oud krantje van het vorig jaar,’ zei ik en gaf gas.
Na 20 minuten arriveerden we bij de O.L. Vrouweparking in Maastricht.
‘Mukkie fukkie,’ zei hij. ‘Als ze me herkennen kunnen we het schudden. Wat denk je dat Max zegt?’
Ik dacht even na. ‘Je kunt mijn carnavalspruik lenen. Die heb ik altijd in de kofferbak liggen voor het geval ik incognito wil zijn. Ik ben namelijk stadsgids in Sittard en wordt regelmatig lastiggevallen door mensen die willen weten wat er met V&D gaat gebeuren.’
Enfin, via de stadswallen zijn we naar “Hallo Mestreeg” getogen. Het werd het begin van een dolle avond. En wat we daar nog allemaal hebben besproken, dat gaat niemand wat aan.