Voetbal vond ik niet zo leuk. Dat kon ik niet goed, maar slagbal wel. Af en toe handbal beviel me beter. Buitensporten was heerlijk. Het was een verademing om buiten niet in het duffe klaslokaal te hoeven zijn en te kunnen rennen op vers gemaaid gras. De meester leek daar ook een andere meester. In de klas hield hij alles onder controle. Op het sportveld liet hij ons vrij om een plek te zoeken met een eigen taak binnen een team. Het beste kwam in ons boven. Op het rapport kreeg je een cijfer voor gym maar dat telde eigenlijk niet mee. Er was nog een vak dat ik graag deed en dat ook niet meetelde. Dat was tekenen. De meester liet ons meestal vrij tekenen. Ik vermoed dat hij het zelf een moeilijk vak vond om te geven. Hij liet ons daarom maar wat aanmodderen. In de hoogste klassen van de lagere school stond een keer kleien op het programma. De opdracht was: maak een huisdier of een dier van de boerderij. Wij rolden de klei tot ballen voor de romp en tot pijpjes voor de poten. Ik zag bij mijn buurman en bijna bij iedereen dat hun dier, de koe, de hond of de kat door hun poten zakten. De kinderen stootten elkaar aan. Door het gelach werd de meester gestoord bij zijn correctiewerk. Hij had een opdracht achter de hand die opluchting gaf. Laat de dieren maar rusten en maak er een asbak van. Of de ouders blij waren met het resultaat? Ik weet het niet.
Ik had het probleem schijnbaar voorzien en ik had een heel andere oplossing. Die was veel makkelijker. Ik kleide een vis. Op de huid kon je mooi teken door erin te krassen. Mijn vis werd met de andere werkstukken in de oven gezet. De gebakken vis was mijn eerste kunststuk. Thuis werd ik geprezen en het resultaat werd beloond. Er kwam echte klei in huis. Mijn ideaal was een kast vol met dieren zoals in een museum. Elke vrije middag kwam de klei meer tot leven. Ik vergat mijn vriendjes die buiten speelden. Toen mijn beste vriendje aanbelde, vroeg ik hem: ‘kom je me helpen, dan maken we allebei een olifant.’ Maar hij speelde liever soldaatje op straat. Die keer besloot ik hèm te helpen de vijand te verslaan. Helaas, we verloren de slag en ik droop af naar mijn klei.
Bij de overgang naar de middelbare school waren de planken in mijn kast gevuld met mijn kleibeesten. Mijn museum was af. Ik probeerde nog een keer mijn vriendjes met een opening van mijn museumcollectie te verleiden om te komen kijken, maar alleen mijn zusje vond het mooi. De vriendjes vochten het liefst buiten verder.
Toen jaren later mijn dochter thuiskwam met een gebakken, gekleid zeepbakje, toonde ik me trots op haar resultaat. Asbakken waren totaal uit de mode. Maar het idee van een eenvoudig gekleid bakje is nog altijd in zwang. Gelukkig zijn de leerkrachten iets meer geschoold. Aan de kinderen wordt tegenwoordig gevraagd iets persoonlijks in hun werkstuk te leggen.
De prikkeling van fantasie, daarin ligt misschien de sleutel voor het begin van een kunstwerk.
Tekst en foto Peter van Deursen