Met snoeischaren, harken en schoffels waren zo’n 70 vrijwilligers vorige week naar het oude Loongebouw van de legendarische mijn Maurits in Geleen getrokken. Door het vele onkruid was het Loongebouw bijna volledig aan het zicht onttrokken. Daar moest de schoffel door, daar moest de snoeischaar in. De mijngeschiedenis van Geleen, eens het kloppend hart van de westelijke mijnstreek mocht niet overwoekerd worden door onkruid en vergetelheid.
Ontroerd en ontzet togen de vrijwilligers, onder wie veel oud-mijnwerkers, aan het werk. Gadegeslagen door Richard Paes, de eigenaar van het voormalige Loongebouw. Omdat het gebied niet voor het publiek toegankelijk is laat Paes het onkruid maar een keer per jaar bijknippen. Een houding die van weinig waardering voor dit erfgoed getuigt maar tja vastgoedeigenaars hebben niks met het verleden van een monument, zij hebben uitsluitend oog voor wat een pand in de toekomst kan opbrengen.
Dynamiet
Paes’ houding past in de traditie van verwaarlozing van het mijnverleden, die sinds de sluiting van de mijnen als onkruid om zich heen greep. Onder de slogan ‘ Van Zwart naar Groen’ waren na de mijnsluitingen met bulldozers, dynamiet en shovels rücksichtlos tal van tastbare herinneringen aan de tijd van het ‘ zwarte goud’ weggevaagd, opgeblazen en onder de grond gestopt. Sommige mijngebouwen hadden het geluk dat ze aan de opblaaswoede konden ontsnappen maar gingen nadien teloor door grondige verwaarlozing.
In de oostelijke mijnstreek wisten meer mijnmonumenten aan de sloopkogel te ontsnappen dan in de westelijke mijnstreek. Uiteraard waren daar meer mijnrelicten te vinden dan in deze regio maar bij gemeentebesturen en spraakmakende voormannen uit de wereld van mijnwerkers en vakbonden ontstond eerder en indringend het besef dat de mijnen van onschatbare waarde voor de regio zijn geweest en dat de herinneringen aan deze tijd niet zomaar uitgewist mochten worden.
Bezem
In deze regio was er dit besef er veel minder en ontbrak het aan dwingende stemmen om de mijngeschiedenis niet aan het onkruid prijs te geven en de nog resterende mijngebouwen te koesteren. De Heemkundevereniging van Geleen doet wat in zijn vermogen ligt om de herinnering aan de mijngeschiedenis van de westelijke mijnstreek levend te houden. Maar af en toe hoor je in Geleen de klacht: ,,als de mijn Maurits tien kilometer noordelijker had gelegen dan zou er nu waarschijnlijk veel meer aandacht voor het mijnverleden van deze regio zijn en zou de gemeente veel meer middelen beschikbaar stellen om de mijnmonumenten te behoeden voor verwaarlozing en verval”.
De bezem, waarmee wethouder Leon Geilen meehielp om het terrein van het Loongebouw schoon te maken is dan ook veelbetekenend. Met een bezempje gaat de oude mijnhoofdstad van de westelijke mijnstreek, Geleen, het niet redden om de herinnering aan het mijnverleden levendig te houden.
Wethouder Geilens bezem steekt schril af tegen de 150 miljoen die in het andere Limburg werden gebruikt om de oude mijnterrils van Eisden af te graven, te saneren en te veranderen in een prachtig vakantiepark met 250 bungalows, allen voorzien van een steiger voor bootjes, waarmee je met een e-boot via kanaaltjes kunt varen naar een aqua garden, een stand of een groot restaurant. Daarbij zijn ook nog eens banen voor 170 personeelsleden gecreëerd. Vanuit dit park kun je uitstapjes maken naar Genk, Beringen en Winterslag om te zien hoe het mijnverleden niet opgeofferd is aan het onkruid maar gerestaureerd en een levendige actuele bestemming heeft gekregen als design academie, theater, museum, duikcentrum en bioscoop.
Dat is pas echt doorpakken om zowel het heden als het verleden van de mijnen een volwaardige plek geven. Ga maar eens kijken bij de buren over de grens. Daar hebben ze heel wat krachtiger en succesvollere bezems gebruikt.
Door Ray Simoen
Reageren: redactie@mijngazet.nl