Busjes rijden nu door de straten met pakjes, dozen en boodschappen, besteld via internet. Niet zo lang geleden waren het niet DHL, Thuisbezorgd of AH, die aanbelden maar de bakker, slager, kolenboer, meteropnemer, groenteboer of messenslijper. Jarenlang trokken Piet Gardeniers (71) en zijn familie eerst met een bakfiets, daarna met paard en wagen een T-Fordje en een stoet busjes door Geleen om aan huis broden, koekjes en vlaaien te bezorgen. Zwaar werk maar ,,alle broodbezorgers waren vrienden van elkaar, we hielpen elkaar te overleven.”
Een rebels kereltje was Piet Gardeniers toen hij zo’n 12 jaar oud was. Op een dwarsliggertje zaten ze bij hem thuis echter niet te wachten. Zijn familie had wel wat anders aan het hoofd. Aanpoten en doorwerken was het parool. De bakkerij moest op poten worden gezet, en bij een uitdijend aantal klanten was er geen tijd om een lastpostje tevreden te houden. ,,Oma Mienke was een bezige bij. Ze had op Daniken tegenover steenfabriek Plinthos een klein café dat niet best liep. Ze zag meer brood in een bakkerij, vooral omdat de toen twee in Geleen actieve bakkers er niet veel van bakten. Oma kocht de bakkerij op, die toen in het huidige pand van wijnwinkel Wien en Woosj zat”, zegt de nu 72 jarige Gardeniers in zijn woonkamer. In een hoek van de keuken ligt de imposante rieten mand, waarmee hij jarenlang langs de deuren ging met brood, gebak en koekjes. ,,Oma was een doortastende vrouw. Opa Peer moest eerst zijn baan als materiaalman op de mijn eraan geven. Mijn vader moest het bakkerszaak leren van de twee knechten die oma had overgenomen van de bakker, wiens zaak ze rond 1937 had overgenomen,” zegt Mienke’s kleinzoon glimlachend.
Vliegtuig
Maar een bakkerij was niet alleen brood bakken maar ook brood aan huis bezorgen, te voet en met een mand voor verse broden. ,,Al gauw werd de bakfiets te klein en kwam een paard met wagen ervoor in de plaats. En toen mijn vader in 1951 de bakkerij met de bezorging overnam, schafte hij in 1954 een T-Ford aan.” Hij pakt een van de drie foto albums van tafel en laat een fotootje zien van hem en zijn zusje, bovenop een van de koplampen van de T-Ford, zijn vader staat er trots bij. Zijn oma vond die auto maar niks. ,,Een auto?, zei ze spottend en wanneer kom je met een vliegtuig?” Zijn vader zette door en schafte in 1955 zelfs een fonkelnieuw Volkswagenbusje aan. Prachtig vond zoon Piet het maar vertederd vertelt hij hoe goed het paard Voes zijn werk deed in Geleen. ,,Als klein kind ging ik met pa mee langs de deuren. Voes wist precies de weg naar de klanten van ons.”
Als tiener was Piet minder gezeglijk en daarom stuurden zijn ouders hem op advies van een leraar naar een bakker in Neerkant. ,,Eerst met de trein naar Roermond, dan met de bus naar Meijel en tot slot met de fiets naar Neerkant.” Daar was hij drie jaar in de leer bij Harrie Broekmans, een excellente bakker, die meer lastige gastjes had getemd. ,,Harrie heeft me gedresseerd. In drie maanden tijd werd ik van een lastig jongetje een volwassen vent. De eerste maanden moest ik op de meelzolder slapen. Ik verdiende 35 gulden per week maar moest 37, 50 gulden per week kostgeld betalen” , zegt hij besmuikt lachend. ,,Maar ik heb er ontzettend veel geleerd, samen met nog een andere jongen: Piet Hendriks, de judokampioen van Nijmegen die twee jaar ouder was dan ik. Harrie kon brood lezen, hij maakte ‘s morgens een brood open en kon precies aangeven wat er mis was met een brood. Het was een harde maar erg goede leerschool.”
Zwaar
Terug thuis in Geleen kon hij meteen stevig aan de bak. In 1962 had zijn vader een groter pand aan de Pastoor Vonckenstraat gekocht en opnieuw ingericht. Naast de winkel en bakkerij kwam er een poort voor de broodbezorging. Geleen was toen ‘ booming’, het waren de hoogtijdagen van de mijn en de stad breidde uit, dus meer monden te vullen. Zware dagen voor de bakkers. ,,We begonnen om drie uur ‘s nachts te bakken tot 10 uur ‘s morgens. Daarna snel eten en omkleden en tot vijf uur bezorgen. Brood, broodjes, koekjes en vlaaien, waarvan we doordeweeks zo’n vier bij ons hadden want we hadden toen geen koeling in de busjes. In het weekeinde hadden we vaak meer dan 50 vlaaien bij ons. In het weekeinde hadden veel bakkers wel een hulpje bij zich. Maar het was wel zwaar, ja, een brood weegt circa 1 kilo en je had er vaak 8 tot 10 in je mand. Je werd op den duur een meester in het stapelen van brood. Daarbij had je ook nog een zware tas met klein geld bij je. Met de kermis of feestdagen als kerstmis zag je soms maar een uur per dag je bed. Tot je vijftigste ging het nog maar daarna kregen velen klachten, veel bezorgers moesten noodgedwongen ophouden of doorgaan tot de laatste snik omdat vele nooit iets anders hadden gedaan of geleerd”, zegt hij zacht.
Krentenbrood
Het was in de jaren na de oorlog erg druk in de staten van Geleen, geeft hij aan. ,,In Geleen had je toen 27 bakkers, waarvan er zo’n 12 aan huis bezorgden Onze grote concurrent was de coöperatie ODB, Ons Dagelijks Brood, die ook veel thuisbezorgers had. De concurrentie was niet moordend, in de zin dat we elkaar het brood uit de mond probeerden te stoten, we hielpen elkaar. Om in bakkerstaal te zeggen, het was een sfeer van ‘ ouwe- jongens-krentenbrood’ .We wilden allemaal een goede boterham verdienen en we wisten ook dat we allen een sociale functie hadden, we kwamen overal en kenden de goede en zwakke kanten van onze klanten.”
Wanneer hij in 1977 de zaak overneemt van zijn vader gaat hij zich meer en meer toeleggen op het leiden van de bakkerij en het scholen van zijn personeel en stagiaires. ,,Mijn broer Jos nam de bezorging vooral voor zijn rekening. We gingen ons assortiment verder in aantal en kwaliteit uitbreiden, evenals onze auto’s, waarvan we er drie hadden rondrijden.”
Het toenemend aantal werknemers was een teken dat het bakkerij Gardeniers goed ging. ,,Ook de klanten wisten de weg goed te vinden naar onze winkel, vooral ons roggebrood, bereid met het nu zo populaire zuurdesem, was erg in trek. Vaak stonden de klanten al voor acht uur ‘s morgens in de rij voor de winkel te wachten.” Er waren echter ook zorgen. ,,Zeker als de vakantie eraan kwam en we de vakantiegelden voor onze elf werknemers moesten betalen, tot diep in september voelden we dat financieel. Vandaar dat ik steeds riep; ‘ omzet, omzet, omzet’. Zonder mijn vrouw hadden we het niet gered. Die zorgde er altijd voor dat de gulden van klant bij ons in de kassa belandde. ‘Nee’ verkopen bestond bij ons niet.”
Supers
Toch valt in de jaren 1990 het doek voor bakkerij Gardeniers. ,,Tot 1990 hebben we aan huis bezorgd. Maar vrouwen gingen steeds meer buitenshuis werken, de tijd van de grote gezinnen was voorbij en funest was de opkomst van de supers, die ook brood en gebak gingen verkopen.” Ook de sluiting van de mijnen leidde tot een crisis in de middenstand van de oude mijnstreken. Dat alles samen zorgde ervoor dat de thuisbezorging stopte en veel bakkers ermee ophielden. Ook trokken veel jongeren er niet meer aan om bakker te worden. ,,Mijn zoon, die wel een opleiding tot bakker had gevolgd, wilde niet ons leven van veel en keihard werken. Hij koos voor een ander bestaan, buiten de bakkerij.”
Piet deed zijn zaak van de hand maar kon het bakkersbestaan niet volledig loslaten. Hij gaat bij bevriende bakkers werken. ,,Maar als je eigen baas bent geweest, lukt dat niet meer.” Nadat hij nog tien jaar taxi heeft gereden (,,altijd de mooiste Mercedes onder je kont en gezellig contact met de mensen in de taxi”) geniet hij nu van zijn rust en de herinneringen aan de zware maar mooie jaren van het brood bezorgen huis aan huis in Geleen. En hij beziet lachend hoe velen zo zwaar gefocust zijn op hun stappenteller. ,,Mijn stappenteller zou op tilt zijn geslagen als hij al mijn stappen vroeger had moeten tellen.”
Door Ray Simoen
Piet Gardeniers. Foto LIWI Foto | Lindy Wintraecken
