In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 werden Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant getroffen door een gigantische watersnoodramp: ruim 1800 mensen verloren het leven. Meteen  kwamen vanuit Limburg grootscheepse hulpacties op gang. Mijnwerkers draaiden extra overuren en schonken het loon dat ze daarvoor kregen, aan Zeeland. Want, wij, hier in de mijnen weten wat natuurkrachten vermogen.”

Door Ray Simoen

Met negen elektriciens van de Staatsmijnen Emma, Maurits en het SBB -Stikstof Bindingsbedrijf-  in Geleen vertrok Johan Kitzen kort na de watersnoodramp naar Zeeland om daar de Zeeuwse Elektriciteitsmaatschappij te helpen met het herstel van het elektriciteitsnet.

Zes weken zou Johan Kitzen (1922-1998), die onder in de Maurits als elektricien werkte, in het Zeeuwse rampgebied blijven om het zwaar gehavende elektriciteitsnet weer aan de praat krijgen.

Emotioneel

Kitzen was een van de vele Limburgers, die de Zeeuwen te hulp schoten, vrijwel meteen na de rampzalige stormvloed. ,,Al op 1 februari riep de commissaris van de Koningin Frans Houben via de regionale omroep op tot actie voor de slachtoffers van de watersnoodramp”, aldus historicus Frank Hovens in zijn goed  gedocumenteerde  en boeiende artikel ‘De Limburgse Leeuw vergat zijn Zeeuwse broeder niet.- De Limburgse hulp aan de slachtoffers aan de watersnoodramp in 1953-‘ . Houben deed een emotioneel beroep op de Limburgse bevolking. ,,Geroerd door deze nood .. doe ik een beroep op U, ,smekend om hulp-om hulp uit naastenliefde. Geef, wanneer ge weinig bezit van dit weinige; kunt gij meer missen, laat dan Uw groot hart spreken.” Ook bisschop Gulielmus Lemmens deed een klemmende beroep aan Limburg om hulpvaardig te zijn. ,,Ook hintte hij op opnemen van evacués, als daarom gevraagd zou worden”. Evenzo riep de krant, het ‘Limburgsch Dagblad’ op om de beurs te trekken voor de Zeeuwen. De krant gaf zelf het goede voorbeeld door zelf 500 gulden over te maken naar het Rampenfonds. In de dagen erna publiceerde de krant overzichten van de giften die werden gedaan bij de kantoren en via het gironummer van het Dagblad, zoals ‘Dhr. K.,Sittard’, die 10 gulden had gestort en (de schrijver) ‘Bertus Aafjes, Hoensbroek’, die 20 gulden schonk.

Narrenkap

,,Overal in Limburg gingen bedrijven, verenigingen en andere organisaties over tot actie. Ook de carnavalsverenigingen lieten zich niet onbetuigd”, aldus Hovens in zijn artikel. Zo maakte prins Ernest I (Bemelmans) van de Gelener Flaarisse zijn narrenkap een collectezak en ging daarmee geld ophalen. ,,Hij heeft een mooi bedrag aan het hulpcomité er beschikking gesteld”, meldde het Limburgsch Dagblad op 2 februari. En de Sittarder Marotte beloofden het batig saldo van de installatie-zitting van hun nieuwe prins en de opbrengst van de dan te houden collecte aan het Rampenfonds te schenken. Maar de zitting ging helaas niet door, evenals allen andere festiviteiten, meldde het Limburgsch Dagblad op 2 en 4 februari 1953.

De publieke inzamelingsacties in Limburg waren volgens Hovens zo succesvol dat er een overschot aan goederen ontstond: Ruim 1000 ton textiel en 10.000 paar schoenen werden daarom opgeslagen in het leegstaande Jezuïetenklooster in Valkenburg en er werd naarstig gezocht naar alternatieve bestemmingen hiervoor.

Maar de steunacties van de Limburgse mijnwerkers maakt door hun massale karakter de meeste indruk, meent Hovens. ,,Binnen 24 uur na de watersnoodramp besloten de Mijnraad samen met de mijnwerkersbonden om op zaterdag 7 februari het loon en de productie van twee uur extra werk af te staan aan de slachtoffer van de ramp”. Die zaterdag werd de hoogste dagproductie na WOII gehaald: 47.333 ton kolen. Er kon maar liefst één miljoen gulden worden overgemaakt. En nog was de solidariteit van de Limburgse mijnwerkers met de watersnoodslachtoffers niet uitgeput. Op de zaterdagen 14 en 21 februari werd opnieuw twee uur overgewerkt; het ‘overwerkloon’ was voor de rampgetroffenen. In totaal leverden de drie zaterdagen dat de mijnwerkers van de Maurits, Oranje Nassau, Laura & Vereeniging, de Domaniale en Willem-Sophia mijnen twee uur overwerkten, ruim 2,6 miljoen gulden op. Daarnaast schonk de Limburgse mijnwereld ook nog goederen, materieel en technisch personeel, waaronder Johan Kitzen en de negen andere elektriciens, alsook vier gasfitters van Limagas. Maar de mijnwerkerssolidariteit was niet onbegrensd. Toen er voorgesteld werd om ook op zondag te werken stuitte dit  bij nogal wat koempels op verzet. De zondagse rust was heilig, en wellicht ook de liefde voor de duiven, het frühshoppen na de Hoogmis en het eigen, grote gezin.

In Limburg werden ook tal van getroffen gezinnen uit het rampgebied opgevangen. Zo deed Theunis van Zielst uit Nieuwe Tonge in het Limburgsch Dagblad van 7 februari 1953 verslag van de drie dagen en nachten dat hij met zijn vrouw en kind van vijf maanden op zolder had moeten doorbrengen voordat hij met zijn gezin op het nippertje gered konden worden. Van Vliest deed zijn verhaal terwijl hij bij de familie Vromen in Kerkrade een veilig en droog onderdak had gekregen.

Vanwaar deze spontane en gulle massale solidariteitsacties van Limburg? ,,Wij hier in de mijnen weten wat natuurkrachten vermogen. Wij voelen ons meer dan anderen verbonden met hen, wier leven bestaat in een onafgebroken reeks ontmoetingen met die natuurkrachten. Wij kennen die sfeer van gevaar en dreiging”, dichtte M.Revis (pseudoniem van Willem Visser) in het blad Steenkool van februari 1953.

Lezing over NAK-2 ramp 1975

Oktober is ‘de maand van de geschiedenis. Centraal thema dit jaar is ‘Wat een ramp!’. Van persoonlijke rampen tot catastrofes die de samenleving ontwrichten. Rampen zijn van alle tijden. Ook deze regio is door een groot  aantal grote rampen getroffen: in de mijnen, langs de Maas en door de diverse oorlogen, die er hebben gewoed. Een van de ergste rampen was die in 1975 op het DSM terrein plaatsvond: de ontploffing van de NAK-2. Op 20 oktober is over deze ramp een lezing, die van 19.00-22.30  uur wordt gehouden in Kluis 50, Geleen. Vooraf aanmelden is verplicht via: info@heemkunde-geleen.nl 

Voor andere activiteiten in Limburg tijdens de maand van de geschiedenis zie: www.maandvandegeschiedenis.nl

Ernest I van Geleen uit 1953, die met de narrenkap rondging om geld in te zamelen voor de slachtoffers van de watersnoodramp in Zeeland.