Het Burgemeester Damenpark dat op 5 mei 1932 in gebruik werd genomen stond in mijn jeugd voornamelijk bekend als ‘het sportpark’. Wanneer dat was? In de late jaren ’50 tot pakweg 1964, 1965. Zeg maar tijdens mijn lagereschooltijd en de eerste klassen HBS. Ik ben opgegroeid in het centrum van Geleen, mijn ouders hadden er hun sigarenwinkel met slijterij en reisbureau. Aan de Rijksweg Centrum, tussen zaken als Kapé, Stoffels Woninginrichting en de schoenenzaak van Jo Schols. Tegenover Tummers, zaal en kienparadijs Meijers, friture Eggels, “de Bico” die Hema werd en juwelier Van der Klei. Schuin tegenover het kantoorpand van Tempelman Wegenbouw en de bioscoop.
Zwembad en sportpark lagen op een steenworp afstand van waar ik woonde. Huisnummer 44, telefoon 2409. Nog slechts vier cijfers. Het kengetal van Geleen was 04494. Zwembad en sportpark, beide waren zo belangrijk voor mij en mijn vrienden. Wanneer de school uit was, sprintten we naar huis om zo snel als kon te gaan voetballen in het sportpark. Op het roodgekleurde ‘arode-veld’. Er waren twee grote grasvelden. Het hoofdterrein lag langs de sintelbaan tegenover de tribune, het ander veld waar nu het parkeerterrein van Glanerbrook is. De grasvelden waren verboden gebied. Je mocht er niet overheen lopen, laat staan voetballen of ravotten. Deed je het wel, dan kreeg je aan de stok met parkwachter Kusmic. Een klein mannetje in zijn boswachterachtig kostuum, met een grote pet op. “De Patsj”, werd hij genoemd. Kusmic fietste urenlang over de paden door het park. Zo gauw als de parkwachter dingen opmerkte die volgens hem niet door de beugel konden, blies hij op een fluit en racete in ijltempo naar de plaats des onheils. Wij doken in de struiken, hielden ons stil en de Patsj fietste nietsvermoedend langs.
Voetballen op het ‘aroda-veld’ met de piepkleine gravel van gemalen baksteen was bloedlink. Ik schrijf niet voor niets ‘bloedlink’, omdat het hard en gevaarlijk was. Als je viel was je lijf bedekt met rood stof en korrels. Het arodaspul schuurde over je been en arm. Dat betekende scheuren in broeken en blouses. Soms vloeiden tranen. De schaafwonden op de knieën en armen waren pijnlijk. Het plezier van de ongeorganiseerde voetbalwedstrijd won het van de risico’s. Het was dikke pret. Iedereen mocht meedoen. Je kon op elk moment aansluiten. De partij ging van start met twee teams van ongeveer zeven spelers, een half uur later voetbalde je met 16 tegen 17 man, of negentien tegen twintig. Geen probleem. Het veld was groot genoeg. Oud en jong door elkaar. Na een paar uur was het voorbij, dan waren er aan beide kanten misschien nog zes voetballers over, de rest was naar huis. De uitslag? 38-29 of zoiets.
Onvergetelijk zijn de zomeravonden. Op de sintelbaan trainden de atleten van Unitas. Met vedetten als steeplechase kampioen Wil Willems en Maria Gommers. Zij won bij de Olympische Spelen in Mexico brons op de 800 meter. Unitas, de atleten droegen witte blouses en oranje broekjes. Bij goed weer dromden ’s avonds honderden mensen samen om naar het voetbal van de zomeravondcompetitie te kijken. Met de Bekskes, de Krokodillen, FC 7 Up, K’59, FC Meijers, Le Caveau, Heidebloem, FC Terminus. De spannende speedwayraces waarbij we Maan Coumans en het Limburgia-team toejuichten. Paardenrennen met onze lokale favoriet Sjra Vos. De stockcarraces waarin Lambert Keulen de show stal. Op het betonnen veld naast het grote grasveld werd gebasketbald of 7 tegen 7 gehandbald. De kleine witte huisjes die als kassa fungeerden bij de ingangen aan de Kummenaedestraat en Irenelaan. Als ik terugdenk aan het Burgemeester Damenpark van mijn jeugd denk ik in eerste instantie aan mooi weer in de lente en zomer. Aan gemaaide gazons. De befaamde grote kei die diende als attribuut voor de statiefoto van bruidsparen. Het oude sportpark straalde. Zeker op feestdagen. Op Koninginnedag, het nationale feest op 30 april met overdag de finales van het schoolvoetbalkampioenschap en ’s avonds laat een weergaloos vuurwerk. Waar ik nog meer aan terugdenk? Aan de bloemenzee, de vrolijke kleuren van spelende kinderen en wandelende volwassenen; aan de hoge bomen; aan de vijver met een metershoge fontein in het zogeheten ‘nieuwe park’ waar het terrarium alias ‘de schildpaddenbak’ de zoveelste blikvanger was. En aan het donkere pad met vogelkooien en zitbanken bij de overgang van het nieuwe naar het oude sportpark.
In de natte herfstmaanden veegden de mannen van de gemeentewerken een massa vallende blaadjes op grote hopen waarna Moeder Natuur aan haar winterslaap begon. ’s Winters was het stil in het park, hoorde je enkel een gure wind door de bomen waaien. Rustige maanden voor de parkwachter. Ook een rustige tijd voor de sintelbaan van Atletiekvereniging Unitas. De stilte werd soms – lang niet iedere winter – onderbroken door een periode van sneeuw en vorst. De grauwzwarte sintelbaan veranderde in een spiegelende ijsbaan. Duizenden liefhebbers haalden er hun hart op. Als het ijs eenmaal hard genoeg was, werden op de snelle baan wedstrijden geschaatst. Na de korte vorstperiode keerde de rust in het park terug. Begon het wachten op de lente.
Een aardig deel van mijn plezierige jeugd heeft zich in het sportpark afgespeeld. Dat was lang vóór de komst van Pinkpop, de ijshal, de asfaltwielerbaan. Laco sport- en recreatiecentrum Glanerbrook bestond nog niet, over ijshockey werd slechts gedroomd. Op deze bijzondere plek werd de handbalvereniging Vlug & Lenig nationaal kampioen; vond dankzij Fortuna ’54 de historische eerste betaald voetbaltraining in ons land plaats; huldigden duizenden supporters wielrenner Jan Nolten na zijn formidabel acteren in de Tour de France. Voor mij is het de Heilige Grond van Geleen.
Door Koos Snijders