Arthur Sluijsmans was de man van het eerste uur. Voor hem begon het avontuur in 1986 met de oprichting van de Stichting Limburgs Boerderijproject. Arthur werkte bij de Paulusstichting op Watersley, maar hij had een droom van een eigen project. Samen met vriend en collega John Waelpoel werd een brochure geschreven voor de nieuwe stichting. Uitgangspunten werden geformuleerd en bestuursleden benoemd. Maar dan… heb je een gebouw nodig. 

Door Wim Kallen

Er waren contacten met Thei Berkers van het Nonke Buusjke in Schinveld. Er werd gekeken naar de Stadbroekermolen, maar die was te groot. Arthur kwam op weg naar zijn werk vaak langs de Ophovenerhof. Hij praatte een keer met boer Hubert Kallen over het huren van een gedeelte van de boerderij. Dat gesprek bleef vruchteloos, zijn zoektocht moest hij verder zetten. Hubert Kallen overleed in juni 1987, waarna de hof nog een half jaar werd bewoond door zijn weduwe Mia Kallen-Boonen. Toen zij verhuisde naar de Vijverweg stond de hof leeg. Arthur kreeg op 14 maart 1988 telefoon van de Gemeente. Of hij interesse had om naar de boerderij te komen kijken voor zijn project. Die bewuste vrijdag werd rondgeneusd. Er werden enkele afspraken gemaakt, waarop de ambtenaren de hof verlieten met… achterlating van de sleutel. Die sleutel bevond zich opeens in zijn handen. Arthur kon met zijn  droomproject beginnen, maar had een boerderij waar veel aan viel op te ruimen én te restaureren. Het was het begin van een lange, mooie weg die uiteindelijk leidde tot Zorgboerderij Ophovenerhof.

De eerste maanden werd er een caravan geplaatst op het erf. John Waelpoel, met  vriendin én een waakhond, bivakkeerden op de binnenplaats van de Ophovenerhof. Er was een vrijwilliger en een eerste deelnemer. Uit de wei werd landbouwplastic verwijderd en een stapel autobanden. De 4 hectare weiland die erbij hoorden ging men allereerst hooien, tenminste dat was het plan. Het gras werd gemaaid en gewenderd. Helaas regende het pijpenstelen net voordat het hooi kon worden binnengehaald. Het verregende hooi werd door vrijwilligers en deelnemer op hopen gelegd en het onbruikbare hooi klonk langzaam in. Voor het volgende seizoen werden schapen aangeschaft. Er kwam allereerst een nieuwe omheining van palen en schapendraad.

 
Ondertussen was de restauratie van de Ophovenerhof in 1990 begonnen naar een bouwplan van architect Jan Voorveld en uitgevoerd door Laudy Bouw. Bij oplevering waren er twee woonhuizen voor de stafleden. Daarnaast waren er 10 deelnemers die voor dagbesteding naar de hof kwamen. Arthur nam met vrouw en gezin zijn intrek in het ene woonhuis. Collega Leon Moers en zijn vrouw gingen in het andere woonhuis wonen. Leon was werkzaam bij Stichting Pedagogische Zorg (SPZ). Hun deelname was noodzakelijk vanwege vergunningen en financiering. Er waren op dat moment nog geen Persoonsgebonden Budgetten. De SPZ (later werd dit Daelzicht) werd ook huurder van het pand. Arthur verhuisde van werkgever; hij ging van Stichting Limburgs Boerderijproject ook naar de SPZ. 

In de verbouwde Ophovenerhof bleven oude zaken zichtbaar, zoals enkele doorgezakte balken. De keukenvloer werd er voorzichtig uitgehaald, de tegels afgebikt. En de vloer werd 40 centimeter hoger gelegd. De hof was na de restauratie in 1991 als herboren en klaar voor een toekomst als zorgboerderij. Arthur en zijn gezin bleven er wonen van 1991 tot 2010. Zijn werk had hij inmiddels buiten de boerderij gevonden, maar de doelgroep bleef hetzelfde. De mensen die hij ondersteunde met wonen en dagbesteding woonden in de hele regio Westelijke Mijnstreek. Eerst was dat met Stichting Buitenkans en WonenPlus. Later was hij de initiator van Stichting Mensen Met Mogelijkheden. Arthur kijkt met veel voldoening terug op de beginjaren van Boerderijproject Ophovenerhof. De Zorgboerderij Ophovenerhof, zoals nu de naam luidt, is een veel bezocht anker in de wijk. Met een mooi terras voor de bezoeker en een leuke winkel voor hoofdzakelijk eigengemaakte producten. Maar vooral: de deelnemers én begeleiders komen er bijzonder graag.

Meer is te lezen op de Facebookpagina ‘Kallen Ophovenerhof’.