Jeugdtheater LEF uit Geleen maakte twee weken geleden veel indruk met zijn voorstelling ‘Mijn Verleden’, waarin het mijnverleden vanuit het oogpunt van de jeugd werd verteld. Wekelijks besteedt de krant De Limburger in de serie ‘D’r Letste Koempel’ aandacht aan een van de vele facetten van de mijngeschiedenis, zoals de boemel, die door de benauwde mijngangen reed, ‘d’r Joep, het standbeeld op de markt van Kerkrade en het mijnwerkersvocabulaire met woorden als ‘ bottere, poekele en magerang’ . En volgend jaar, van juli tot oktober, kun je in de Roda-hal van Kerkrade komen kijken naar ‘Het Geluk van Limburg’, een muziektheaterproductie van Toneelgroep Maastricht naar de bestseller van Marcia Luyten. Dat alles omdat 50 jaar geleden, op de laatste dag van 1974, de laatste kolenmijn van Nederlands-Limburg werd gesloten. Bij de andere Limburgers gingen ze nog even door met ‘bottere’ en ‘poekele’ maar ook daar gingen uiteindelijk de mijnen op slot.

Bulldozers

 Na de mijnsluitingen brak voor beide Limburgen een moeilijke periode aan, met veel werklozen, gebroken gezinnen, drugsellende, verpauperende wijken en een algeheel gevoel van malaise. 

De gevolgen van deze nare periode zijn nog altijd voelbaar en zichtbaar Hoopgevend is dat de oude mijnstreken weer aan het opkrabbelen zijn en blijk geven van hun herwonnen elan en vitaliteit. Daarbij doen ze in ons Limburg hun best de herinneringen aan de ouwe mijntijd weer op te graven. Want al voordat in 1974 de laatste mijn dichtging en d’r letste koempel het zwart voor de laatste keer van zijn getergde lijf afspoelde, waren bulldozers druk in de weer om alles, dat aan de mijnen herinnerde af te graven. Met hulp van overijverige dynamietstaven, die geen schachtenblok en schoorsteen lieten staan. Van ‘zwart naar groen’ heette deze operatie, die mijnbergen in wandelheuvel en skihal veranderde of gewoon dumpte in grindgaten.

Maar wat dynamiet en bulldozers niet konden opblazen of onder de grond stoppen, waren de herinneringen van de koempels en anderen die hun brood verdienden boven- en ondergronds. Nu ‘d’r letste koempels’ hun laatste dagen thuis of in een verzorgingsflat sluiten, worden steeds meer verhalen met herinneringen aan ‘de koel’ met zorg gekoesterd, verteld en vastgelegd in boeken, toneelstukken en zelfs musicals. Baanbrekend daarbij was de succesvolle elpee ‘Witste nog koempel’ van de groep Carboon uit 1976. Deze zette de toon voor de ‘verering’ van de Limburgse koempel, die nadien volgde in boeken, platen en toneelstukken. 

Brouwen

Hadden ze in ons Limburg de handen vol met eerst het opblazen en wegpoetsen van het mijnverleden en nadien het snikkend ophalen van herinneringen aan de tijd van de koempels, in het andere Limburg hebben ze geleerd van ‘onze fouten’. De Belgen gingen zorgvuldiger om met hun schachtblokken en andere mijnrelicten. Die werden gered van de sloopkogel en de bulldozers. Ze kregen een nieuwe bestemming als cultureel centrum, cinema, restaurant, duikerscentrum en opleidingsoord voor multimedia studenten. 

Terwijl ze bij ons boeken vol penden, cd’s vol zongen en toneelstukken opvoerden, deden Belgisch Limburgers wat ze goed kunnen: bier brouwen. Zoals de twee zonen van de vele buitenlanders, die de lichtblauwe luchten van Griekenland, Spanje en Italië uit armoede verruilden voor een donker zwart gat in Beringen, Zolder of Maasmechelen om van hun loon een schraal bord pasta of, een magere paella te kunnen eten.

Sandro di Pietro en Frederic Fabry uit Eisden startten in 2015 hun brouwerij Kompel, ,,als eerbetoon aan mijnwerkers, die van verre kwamen”. De emigranten zonen staken de handen flink uit de mouwen, zoals hun vaders dat eerder onder de grond van Eisden hadden gedaan. Ze hebben inmiddels negen bieren bedacht en laten brouwen, eerst bij brouwerij Anders in Halen, later bij Ter Dolen in Houthalen-Helchteren en nu bij de Proefbrouwerij in Lochristi. Nostalgia Collection, hun meeste verse, is een serie van tot nu toe 14 bieren, die namen hebben gekregen als ‘Boortoren’, ‘Reddingsploeg’ , ‘Eierbrikettenpers’,’ Schachtsuiker’, ‘Mijnfiets’, ‘Kolenwasserij’. 

Fris

Op tafel staat de laatste nieuwe Batch no 14, genaamd ‘Het Kolenfront’, een tripel hop van 9,5%. Een zonnig glas met zijn helwitte schuimkraag en licht oranje-gele tripel eronder. Een vrolijk stel fijne bubbels zoekt zijn weg naar de schuimkraag als een schicht ‘kompels’ na de dienst onderin de koel. 

Aroma’s van sinaasappel, citroen, vleugjes grapefruit, kardemom en een leuke mep hop stijgen op uit het blij ogende glas, zegt ook de mee-drinker. Die is net terug van een motorreis door East Anglia en kan een glas vrolijkheid goed gebruiken na het aanschouwen van de miserie en het verval van de Oostkust van Engeland.

Na een slok van de Belsje tripel hop fleurt de dorstige motormuis nog meer op. ,,Fris, fruitig en een prettige, lekker langdurige afdronk”, oordelen we beiden. ,,En dit bier blijft lekker lang hangen op je wangen”, zegt de motorman, die anders graag naar een Brits Stout bier grijpt. Het bittere en droge van de hop en kardemom komen in de afdronk flink naar voren maar worden mooi tegenspel geboden door de frisse zoetzure smaken van de sinaasappel en citrus. Een harmonie, die je bij craft bieren aan onze kant van de Maas nogal eens mist. ,,Een prettig doordrinkbier, hoewel je wel moet oppassen met al te gretig drinken want dit bier bevat toch zo’n 9,5% alcohol,” zegt de man, die zijn motor koestert als zijn vrouw. En die houdt er niet van dat manlief uit de bocht vliegt door hoppig Belgisch bier of andere verleidelijke verlokkingen.

 

Door Ray Simoen