MIJNGazet | pagina 13
‘De zatte boertigheid van Sittardsche verkiezingen’
Is uw stoel of bank doorgezakt?
Deze kunnen wij opnieuw voor u opvullen.
Ook oud of beschadigd leer kunnen wij
herstellen alsof het weer nieuw is.
Tevens reinigen wij
uw stoffen of leren meubels.
www.meubelpiet.nl
06 - 82 94 47 93
SNOEIEN
ROOIEN VAN BOMEN
SNOEIEN
ROOIEN VAN BOMEN
SNOEIEN
ROOIEN VAN BOMEN
Verwijderen van boomstronken
Tuinonderhoud
Tuinrenovaties
Tel: 06 - 12 4 583 25
info@oversierboomverzorging.nl
Verwijderen van boomstronken
Tuinonderhoud
Tuinrenovaties
Tel: 06 - 12 4 583 25
info@oversierboomverzorging.nl
Verwijderen van boomstronken
Tuinonderhoud
Tuinrenovaties
Tel: 06 - 12 4 583 25
info@oversierboomverzorging.nl
WWW.OV E R S I E R BO O M V E R ZO RG I N G . N L
WWW.OV E R S I E R BO O M V E R ZO RG I N G . N L
WWW.OV E R S I E R BO O M V E R ZO RG I N G . N L
Markt Sittard 1906-1910 Foto Regioarchief Sittard-Geleen | Foto-negatievencollectie J. Wilms, Sittard
Gemeenteraadsverkiezingen in Sittard,
waar kiezers hun stem geven aan
de meest gulle gever van gratis rondjes
bier en jenever. Dat was landelijk
nieuws in 1910. Rie Brusse, befaamd
journalist van de krant NRC nam de
trein vanuit de Randstad en reisde naar
Sittard. Hij maakte een scherp, weinig
vleiend portret van de stad en ,,de zatte
boertigheid van Sittardsche verkiezingen,
berucht en toch tevens als iets
uit een vreemde, buiten den modernen
tijd gelegen verte, smakelijk belachen
vastelavond-zotterij”.
Door Ray Simoen
‘Neêrlands Zwitserland’ noemde schrijfster
Betsy Perk (1833-1910) Limburg vertederd. Ze
was onder de indruk van de schoonheid en het
kleurenrijkdom van het golvend landschap,
de ondergrondse gewelven in Valkenburg en
de vriendelijkheid van de bevolking, die ze
moeilijk kon verstaan. Aan haar bewondering
gaf ze volop uiting in haar geschriften. De
gemeente Valkenburg beloonde haar postuum
met een naar haar genoemde straat en een
replica van het bankje, waarop de schrijfster
het Zuid-Limburgs landschap vaak bekeek.
Die eer was en zal in Sittard zeker niet verleend
worden aan Rie Brusse (1873-1941).
Deze befaamde journalist van de landelijke
krant NRC bezocht in 1910 Sittard. Dat was
landelijk nieuws vanwege de ‘kezing’ (verkiezing).
Daarbij ging het om de invulling van
een vacante zetel in de gemeenteraad. Op het
eerste gezicht niks bijzonders, maar wat de
aandacht trok was dat het bij deze verkiezing
niet ging om ideologische, persoonlijke of
partijpolitieke strijd. Maar wie de meeste kans
op de lege zetel maakte, was die politicus, die
het meeste bier en jenever wegschonk. Wat
voor een eigenaardig stadje is dat, waar zo’n
raar en oud gebruik nog altijd in gebruik is?
Dat was de vraag, waarmee Rie Brusse naar
Sittard afreisde.
Ingeslapen
Zijn voor Sittard weinig vleiende reportage
en Betsy Perks beschrijving van haar verwondering
over Neêrlands Zwitserland zijn beide
opgenomen in het tweede deel van het boek
‘Limburg door Vreemde Oogen’ van de historicus
Antoine Jacobs uit Hoensbroek. Negentien
reisverslagen van bezoekers aan Limburg
uit de 19de en het begin van de 20ste eeuw
heeft Jacobs fraai bijeengebracht en voorzien
van een korte, heldere biografische schets
van de reiziger. Verlevendigd is het boek met
illustraties, foto’s en tekeningen zodat de
lezer aan de hand van bezoekers uit vervlogen
dagen een boeiende reis kunnen maken door
Limburg, zoals zich dat aan hen voordeed; een
onbekend (en deels ook nog onbemind) deel
van Nederland, met een totaal ander landschap,
cultuurleven en taalgebruik.
,,Limburg op zijn smalst”, noemde ook het
toentertijd vooraanstaande katholieke dagblad
De Tijd de manier, waarop het in Sittard
bij de ‘kezing’ van de vacante gemeenteraadszetel
aan toe ging. Elke kandidaat had zijn eigen
clientèle, familiebanden, zakelijke relaties
en andere connecties, die met gratis bier en
jenever werden ‘bewerkt’ om op hem (want
vrouwen mochten niet kandideren en stemmen)
te stemmen, zo geeft Brusse aan. Dat
werd al sinds 1813 zo gedaan. Volgens Brusse
past deze manier van ‘kezing’ bij een stadje als
Sittard, ,,een eeuw geleden minstens ingeslapen,
en nooit meer wakker geworden”. Van
de verkiezing zelf doet Brusse geen verslag,
wel van zijn verblijf in het ‘slaperige Sittard’.
Hij logeert in hotel De Limbourg: ,,een oud
patricisch huis met ruime trap en gebeeldhouwde
houten balustrade”. Met stijgende
verbazing bekijkt hij zijn kamer ‘met de
pastels uit lange vergane tijden”. Lichtpunt in
het druilerige Sittard en hotel De Limbourg
met zijn vele zware, donker hout is voor
Brusse Betje, ,, de dienstmaagd, zij neemt
als een ervaren ober de honneurs waar in
’t hotel de Limbourg,- nu al sedert welhaast
vijftig jaren. Grijze haren gladjes, ’t schrandere
gezichtje altijd met een vergoelijkend
vriendelijk trekje om den zwijgzamen mond,
gaan haar slimme oogjes overal rond, om de
heeren te bedienen nog eer zij haar roepen.
(..) De culte van verhemelte en tongen heeft
in Betje een hogepriesteres.” Vanuit zijn kamer
kijkt hij uit op ,,’t grappige raadhuis naar
een bouwdoosmodel, typisch zwaarwichtig
opgetrokken, en kantig en hoekig, met tot op
de helft de dubbele stoep er tegen op, omwald
van een breede borstwering; en daarboven
nog weer een bordes achter zware balustrade;
en de torentjes en de pilasters en pilaren, alles
van donker aangebrand donkerbruine grove
baksteenen aaneengemetseld tot een onneembaar
dik fort… Het fort van Sittards wijdvermaard
geworden vroedschap, waaromheen ’t
grollige kabaal van de verkiezing om die ene
zetel”.
Voordat hij de Markt met hotel De Limbourg
en het ‘grappige raadhuis naar een bouwdoosmodel’
had bereikt was hij de avond tevoren
vanaf het station aan komen wandelen. ,,Ze
hadden me verteld: er woonden hier met
alle kinderen mee, ruim zes duizend menschen…
en bij gebrek aan beter, begon ’k toen
weer cafétjes te tellen. Maar ’k moest er veel
langzamer voor gaan loopen, anders hield
ik ze immers niet bij aan weerskanten. Van
de markt naar het station had ik er veertig…
Trouwens, die moeite had ik kunnen besparen,
want later vertelde mij een Sittardenaar
fier, dat er honderd vier en zeventig dranklokalen
in dat stedeke zijn, en dat daar zeven
en veertig differente bieren worden uitgeschonken!”
Met de Sittardenaren maakt Brusse al snel
kennis in een van die vele cafeetjes in de
stad. ,,Gul, gastvrij, zoo militant als allemaal
schutterofficieren en opgetogen rederijk”
komen de Sittardenaren op het eerste gezicht
bij hem over. Kritisch voegt hij eraan toe dat
ze ‘afkeerig van ’t Nut!” zijn. Maar dat kan
ook niet anders, meent de reporter. ,,Want
je stapt uit je huis, uit je winkel, kantoor en
vindt er naast je borrel al klaar staan, zoo
gezegd. Tenzij je, wat méér nog gebeurt, je
eigen café houdt. Café en meubelfabriek,
barbier en café, slagers met vergunning,
wirthschaft-‘glasinzetter’, … crucifix boven de
herbergdeur, of enkel een kruis aangeverfd”.
Achterbaks
Slim van die Sittardenaren vindt Brusse
zo’n café aan huis. ,,Als bijzaak brengt zoo’n
taplokaal immers z’n zoet winstje wel op… en
och, wanneer de nering niet al te best gaat,
of, omgekeerd, als je er zoo langzaam aan
met winkel of ambacht maar liever uit wilde
scheiden, – wel, vaatje hier opgezet,… brouwerijen
genoeg vlak in de buurt… paar tafels
en stoeltjes, ‘café-restaurant’ op je raam, en:
klaar ben je.” En al die cafébaasjes hebben
heel graag dat er veel verkiezingen zijn: ,,Hoe
vaker ’t dan weer verkiezingen wordt, hoe
beter voor de brouwers en herbergiers! Want
duizend, twaalf honderd gulden, door één
candidaat aan de kiezers verschonken, zou
immers geen zeldzaamheid wezen, als ’t er
om spant.”
Maar achter al die luidruchtige café-vrolijkheid
gaat een benepen, achterbakse en angstige
stad schuil, merkt Brusse op nadat hij
door verschillende cafégangers aangeklampt
was. Zij vertelden hem ,,over diepere grieven,
verholener klachten, onthullingen uit voor de
wereld afgesloten gebieden;… van gemeentelijke
en zélfs: kerkelijke autoriteiten (…) En
de een wist een schandaaltje, en de ander een
gruwel, een derde had het over ingewikkelde
machinatiën, geknoei en geknutsel uiteen,
nepotisme, verdachte verhoudingen, achteruitzetterij
en bevoordeeling”. Allemaal zaken
die hij maar eens in de krant moest zetten, zo
werd hem voorgehouden. Maar zelf kritiek
uiten was er niet bij: ,,Het zou me kunnen ruïneeren,
mijn zaak in den grond boren, want
o die macht, die kloosterdruk en die stille
rancunes…”, fluistert iemand hem toe.
Een dergelijke bekrompen sfeer is dan ook,
volgens Brusse, een goede voedingsbodem
voor allerlei ,,kleinzieligheid en bijgeloof”.
,,Geestenbezweerders verdienen hier in stilte
nog een aardige duit”. Gretig geeft hij enkele
staaltjes hiervan. Zo was er een jongen die
een ketel heet water over zich had gekregen.
,,Toen er deskundige hulp kwam, lag hij daar
met zijn hevige brandwond open en bloot…
Maar, er mocht niets aan worden gedaan,
niet ontsmet, niet verbonden, want: het been
was gezegend! Een geestenbezweerder had
er kruisjes over gemaakt. Volgde ontsteking,
verettering… tot eindelijk een wat vrijzinnige
buur, met de pijnen van den armen jongen
begaan, er tegen den wil van diens omgeving
in een dokter bij riep.”
Clerus
In deze nog door bijgeloof beheerste stad
waren kerk en clerus alom aanwezig. Niet
zonder gemor van de burgers. Want het was
de clerus geweest, die de sluitingstijd van
de cafés had vastgesteld. En met nauwelijks
verholen huiver schrijft Brusse ,,een geestelijke
waart voorbij als een zwarte vogel”.
Verbaasd telt hij tijdens zijn rondgang ‘zes
kerken en kapellen’, ‘de machtige parochiekerk
als dom waarvan de toren is afgebrand’
en ‘het Mariapark: , een galerij, in nieuw-Gotischen
stijl, veel verwikkeld gemetseld, en
met een overweldigende massa toch wel
ongevoelig beeldhouwwerk getooid’.Brusse
moet niet veel hebben van deze weelderigheid
in beton en zandsteen ,,Weinig stemming in
de gewijde omgeving: te overladen door de
‘vele honderden, die hun sommen aan de zusters
Ursulinen hebben geofferd om daarvoor
een steentje, een tegel, een geschilderd raam,
een eiken deur met beslag, een reliëf, een
pilaar, een plint(..) aangebracht te krijgen,
waar hun naam met een bede, een opdracht
op komt te staan: zoo talrijk van onder tot
boven als op de advertentiepagina’s van een
courant.” Het is de schuld van de Sittardenaren
zelf dat kerkelijke macht en invloed
van de clerus steeds toeneemt, stelt hij. ,,De
zusters Ursulinen, wier kloostergebied aan
dat der paters Jezuïeten grenst, breiden even
als dezen, haar processies verder en verder
uit, met nieuwe gebouwen, boomgaarden,
akkers, moestuinen, boerderijen, weilanden,
van dicht bij de Markt tot wijd door de
kom van Sittard heen. Want het geld van de
geloovigen stroomt langs vele wegen toe, en
er is menig gezin, waar men zich tot ’t hoogst
noodige bekrimpt, om met milde hand aan
de paters en zusters te geven, – om, na hun
dood, een aanzienlijk vermogen tot het kloostergoed
bij te mogen dragen.” Blij is Brusse
niet van zijn bezoek aan Sittard geworden.
Trouwens menig Sittardenaar is evenmin
gelukkig in zijn stad, geeft hij aan en hij haalt
de woorden van een inwoner aan. ,,Leven, dat
kunnen we hier immers niet: als we niet in de
mis zitten, zitten we achter in onze donkere
winkels; en als we niet in onz’ nerinkjes zijn,
of niet werken, dan drinken we.”
Informatie:
Antoine Jacobs,
Limburg door vreemde oogen, dl.2
ISBN: 978-90-79226-92-4
Uitgeverij: Leon van Dorp,
www.leonvandorp.nl